ontschepen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ontschepen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ont·sche·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontschepen
ontscheepte
ontscheept
zwak -t volledig

Werkwoord

ontschepen [2]

  1. onovergankelijk aan land gaan (van personen)
  2. overgankelijk uit het schip laten, aan wal brengen (van goederen of personen)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ontschepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.