onversaagdheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onversaagdheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·ver·saagd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onversaagdheid onversaagdheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deonversaagdheidv [1]

  1. moedig doorzettingsvermogen
     Je had ze allen zo gevangen kunnen nemen! Maar wat wil je dat ik zeg? Moed en macht hangen niet van rijkdom en bezit af, maar wel van onversaagdheid en inzicht.[2]
     De ridder die dus wijsheid aan onversaagdheid paart, is een voorbeeld van ridderlijkheid, en hem komt dan ook alle eer toe; zijn onverschrokken levenswandel geeft hem het recht een troon te bestijgen.[2]
     Huisarts Van Rhijn heeft veel Joodse patiënten. Bij de razzia in het najaar van 1941 wordt een groot aantal opgepakt. Dokter Van Rhijn gaat onversaagd door met zijn werk.[3]


Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord onversaagdheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 1 2
    Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999
  3. Weblink bron
    Anja Kruise
    “Joodse Bertje (89) blikt terug op oorlogstijd in Enschede: 'Geluk gehad'” (04-05-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.