oogkleur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oogkleur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oog·kleur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogkleur oogkleuren
verkleinwoord oogkleurtje oogkleurtjes

Zelfstandig naamwoord

deoogkleurv/m

  1. de kleur die de iris van de ogen van een individu hebben

Gangbaarheid

  • Het woord oogkleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.