opbellen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opbellen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔˌbɛlə(n)/
Woordafbreking
  • op·bel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opbellen
belde op
opgebeld
zwak -d volledig

Werkwoord

opbellen

  1. overgankelijk iemand ~: iemand telefonisch proberen te bereiken
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opbellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.