openlijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  openlijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈopə(n)lək/
Woordafbreking
  • open·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van open met het achtervoegsel -lijk.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen openlijkopenlijkeropenlijkst
verbogen openlijkeopenlijkereopenlijkste
partitief openlijksopenlijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

openlijk

  1. zonder te verbergen, in het openbaar
    • Hij liet zijn voorkeur openlijk blijken. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord openlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.