opfleuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opfleuren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·fleu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opfleuren
fleurde op
opgefleurd
zwak -d volledig

Werkwoord

opfleuren

  1. ergatief er beter uit gaan zien
    • Hij was na dat heerlijke weekeinde weer een stuk opgefleurd. 
  2. overgankelijk iets er beter uit doen zien
    • Zij fleurde de kamer op met wat bloemen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opfleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.