oplezen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplezen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·le·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oplezen
las op
opgelezen
klasse 5 volledig

Werkwoord

oplezen [1]

  1. overgankelijk (hardop) voorlezen
Afgeleide begrippen
  • oplezer, oplezing

Gangbaarheid

  • Het woord oplezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.