oproep

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oproep    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɔprup/
Woordafbreking
  • op·roep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oproep oproepen
verkleinwoord oproepje oproepjes

Zelfstandig naamwoord

deoproepm

  1. een dringende vraag om iets te doen
    • Als de ambulancedienst een oproep krijgt, moet zij snel reageren. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
oproepen

oproep

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproepen
    • ... dat ik oproep. 

Gangbaarheid

  • Het woord oproep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.