oproeping

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oproeping    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɔprupɪŋ/
Woordafbreking
  • op·roe·ping
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van oproepen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord oproeping oproepingen
verkleinwoord oproepinkje oproepinkjes

Zelfstandig naamwoord

deoproepingv

  1. één of meerdere personen naar een bepaalde plaats laten komen.
    • De oproeping van extra soldaten was niet naar de zin van de bevolking. 

Gangbaarheid

  • Het woord oproeping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.