oprollen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oprollen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔprɔlə(n)/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈɔprɔlə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɔprɔlə(n)/
Woordafbreking
  • op·rol·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oprollen
rolde op
opgerold
zwak -d volledig

Werkwoord

oprollen

  1. wederkerend zich ~, tot een rol vormen
    • Hij rolde zich in een hoekje lekker op. 
  2. overgankelijk ergens een rol van maken
    • Hij rolde de slaapzak op. 
    • Dat hij het touw óprolde is nooit het probleem geweest. 
     De zware tenten werden ontmanteld, matjes en slaapzakken opgerold en alle kleren in rugzakken gepropt.[1]
     Het was stralend weer toen ik voor de laatste maal mijn tent oprolde.[1]
  3. overgankelijk een (semi-)georganiseerde groep arresteren
    • Er is vandaag een compleet mensensmokkelaarsnetwerk opgerold. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3] Een bende oprollen.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oprollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 1 2
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.