opteren

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • [A] Geluid:  optéren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ɔpˈterə(n)/ (3 lettergrepen)
  • [B] Geluid:  ópteren    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈɔpterə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kiezen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • [A] optéren: van het Franse opter (met het achtervoegsel -eren) [2]
  • [B] ópteren: samenstelling van  op bw  en  teren ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opteren
opteerde
geopteerd
optéren
zwak -d volledig

Werkwoord

[A] optéren

  1. een keuze doen [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opteren
teerde op
opgeteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

[B] ópteren

  1. overgankelijk verteren, geheel opmaken, zodat er niets meer overblijft [4]
  2. overgankelijk door teren opknappen [5]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.