temer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: temer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | temer | temers |
verkleinwoord | temertje | temertjes |
Zelfstandig naamwoord
de temer m [1]
- iemand die teemt
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord 'temer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "temer" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Portugees
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
temer |
temia |
temido |
volledig |
Werkwoord
temer
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /teˈmeɾ/
Woordafbreking
- te·mer
Werkwoord
temer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
temer |
temía |
temido |
volledig |
Anagrammen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.