orateur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  orateur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ora·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord orateur orateurs
verkleinwoord orateurtje orateurtjes

Zelfstandig naamwoord

deorateurm

  1. (beroep) iemand die oreert, een redenaar

Gangbaarheid

  • Het woord 'orateur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.