oren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈorə(n)/ (2 lettergrepen); /oːrən/
Woordafbreking
  • oren
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig naamwoord] oor met de uitgang -en
  • [werkwoord] herkomst: Jiddisj [1]

Zelfstandig naamwoord

deorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord oor
     Na een tijdje merkte ik duidelijk aan mijn oren dat we van zeeniveau naar duizend meter hoogte aan het klimmen waren.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oren
oorde
geoord
zwak -d volledig

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

Werkwoord

oren

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) bidden

Gangbaarheid

  • Het woord oren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

oren

  1. meervoud van oor


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
orar

oren

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van orar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van orar


Veluws

Zelfstandig naamwoord

oren

  1. meervoud van oor
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.