ossenboer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ossenboer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • os·sen·boer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ossenboer ossenboeren
verkleinwoord ossenboertje ossenboertjes

Zelfstandig naamwoord

deossenboerm

  1. kleine, arme boer die een os in plaats van een paard gebruikt als trekdier

Gangbaarheid

  • Het woord 'ossenboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.