overbevolkt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  overbevolkt    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌovərbəˈvɔləkt/ (4 of 5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • over·be·volkt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen overbevolktoverbevolkteroverbevolktst
verbogen overbevolkteoverbevolktereoverbevolktste
partitief overbevolktsoverbevolkters-

Bijvoeglijk naamwoord

overbevolkt

  1. te veel bewoners hebbend
    • De situatie in Rwanda is de rauwe realiteit van een arm en overbevolkt land. [2]
  2. (figuurlijk) meer dan vol
    • In zijn jeugd leidden ze vooral tot een overbevolkt droomleven. [3]

Werkwoord

vervoeging van
overbevolken

overbevolkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
    • Jij overbevolkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
    • Hij overbevolkt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overbevolken
    • Overbevolkt! 
vervoeging van: overbevolken…
verbogen vorm: overbevolkte

overbevolkt

  1. voltooid deelwoord van overbevolken

Gangbaarheid

  • Het woord overbevolkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.