pakje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pakje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑkʲə/
Woordafbreking
  • pak·je
Woordherkomst en -opbouw
  • Verkleinvorm van pak.
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord pakje pakjes

Zelfstandig naamwoord

hetpakjeo dim. tant.

  1. cadeautje, geschenkje
    • Bij een pakje hoort een gedichtje op Sinterklaasavond. 
  2. verkleinwoord van pak
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

hetpakjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord pak
     Barbie werd uitgelachen dat hij al drie weken lang alleen maar ‘ramen bomb’ at (een pakje noedels met een pakje aardappelpuree en een blik tonijn door elkaar).[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pakje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.