papierhandel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: papierhandel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pa·pier·han·del
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van papier zn en handel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papierhandel | papierhandels |
verkleinwoord | papierhandeltje | papierhandeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de papierhandel m [1]
- (handel) het in- en verkopen van papier
- een winkel waarin men papier verkoopt; bedrijf waar men papier verkoopt
- ▸ De brandweer is vanochtend nog steeds bezig met het nablussen van een brand die gisteren een papierhandel in Tilburg in de as legde. Volgens een woordvoerder van de brandweer zijn nog zeker tien brandweervoertuigen in touw.[2]
- de handel in waardepapieren
- (figuurlijk) administratieve rompslomp
- ▸ Probleem is dat de gedupeerden zelf bewijsstukken moeten aanleveren. In een ideaal scenario, zegt het IMG, zou die papierhandel voorkomen kunnen worden. Bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is bekend in welke woning een gedupeerde woont. Maar de uitwisseling van informatie tussen die coördinator en het IMG verloopt in de praktijk moeizaam. "We zijn er al van uitgegaan dat het op basis van de gegevens van de NCG niet 100 procent zou kloppen", stelt een woordvoerder van het IMG vast. "Dat ging bij de waardedalingsregeling ook mis."[3]
Verwante begrippen
- papierhandelaar
Gangbaarheid
- Het woord papierhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Brand papierhandel Tilburg onder controle” (05-06-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Vertraging bij afhandeling smartegeld aardbevingsgebied” (Vrijdag 8 april 2022, 08:44), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.