pareja

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /pa.ˈɾe.xa/
Woordafbreking
  • pa·re·ja
enkelvoud meervoud
pareja parejas

Zelfstandig naamwoord

pareja v

  1. paar, koppel, tweetal
  2. tweespan
  3. partner
    «una pareja feliz»
    een gelukkig paar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.