pareren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pareren    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɑ'rerə(n)/
Woordafbreking
  • pa·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afwenden’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse parer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pareren
pareerde
gepareerd
zwak -d volledig

Werkwoord

pareren

  1. overgankelijk (een aanval) afweren, afwenden of tegenhouden
    • Hij pareerde de aanval erg professioneel. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.