parkzijde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parkzijde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑrəksɛidə/ (3 of 4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • park·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord parkzijde parkzijdes
parkzijden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deparkzijdev/m

  1. kant van een bouwwerk tegenover een aangelegd groengebied
    • De gevel aan parkzijde met uitzicht over een glooiend grasveld en de vijver is driezijdig uitgebouwd en heeft een veranda van één bouwlaag hoog. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'parkzijde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.