parlevinken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parlevinken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • par·le·vin·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • Verbalisering van parlevink, waarvan de verdere herkomst onzeker is; mogelijk een combinatie van het Franse werkwoord parler en het Nederlandse vink. [1]

Werkwoord

parlevinken [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
parlevinken
parlevinkte
geparlevinkt
zwak -t volledig
  1. (economie), (scheepvaart) al rondtrekkend kleinhandel drijven, met name zo genoemd wanneer dit gebeurt met een bootje op het water
     Met hun schip "St. Gerardus" gingen zij parlevinken. Op latere leeftijd kwam dit echtpaar in Akersloot wonen.[3]
  2. (informeel) wat praten zonder dat dat echt veel zin heeft
    • Hij stond maar wat te parlevinken. 
Synoniemen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

deparlevinkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord parlevink

Gangbaarheid

  • Het woord parlevinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.