vink

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vink    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vink
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1270 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vink vinken
verkleinwoord vinkje vinkjes

Zelfstandig naamwoord

devinkv/m

  1. (zangvogels) Fringilla coelebs , een zangvogel
  2. V-tje waarmee men na iets gecontroleerd te hebben 'afvinkt'
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • anijsvink, baardvink, bergvink, beukvink, blauwvink, blauwvleugelvink, blinde vink, bloedvink, blokvink, boekvink, boomvink, bosvink, botvink, citroenvink, cubavink, diamantvink, distelvink, duinvink, eikelvink, epauletvink, fluitervink, geelvink, gierstvink, goudvleugelvink, grasvink, grauwvink, groenvink, grondvink, hennepvink, hofstedevink, hofsteevink, ijsvink, indigovink, kaffervink, kersenvink, kippenvink, koavink, korenvink, kruisvink, lokvink, luistervink, negervink, noordvink, oproervink, oranjevink, paleisvink, plaatvink, platvink, portretvink, rijstvink, roervink, rolvink, rundervink, scheervink, schelvink, schijtvink, schildvink, slavink, standvink, steenvink, stippelvink, vlasvink, widavink, wijfjesvink, zebravink, zeevink
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vinken

vink

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinken
    • Ik vink. 
  2. gebiedende wijs van vinken
    • Vink! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vinken
    • Vink je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.