pasgeborene

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pasgeborene    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·ge·bo·re·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pasgeborene pasgeborenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depasgeborenev/m

  1. baby jonger dan 30 dagen oud
    • In het verhaal Op zijn doodsbed, met je hand in de zijne, verzoekt de vader van de aanstormende experimentele toneelschrijver je om een gunst. Het is een (te) lange uitbarsting van walging die de spreker, als de vader zijn einde voelt naderen, jegens zijn zoon voelt die hem in het ziekenhuis opzoekt. Hij veracht hem al vanaf het moment van zijn geboorte, hoe hij het lichaam van zijn moeder (‘mijn meisje’) mismaakte. ‘De incontinentie. Het braaksel. Die lucht alleen al. Het misbaar. De gederfde slaap. De zelfzucht, de ontstellende zelfzucht van de pasgeborene. [...] De krankzinnige prijs van plastic troep in pastelkleurtjes. De cloacale stank van de kinderkamer. De eindeloze stroom wasgoed.’ En dat gaat bijna dertig pagina’s door, waardoor Wallace succesvol een man schetst die afgrijselijker is dan de personen uit zijn titelverhalen.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pasgeborene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.