baby

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  baby    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbebi/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ba·by
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘zuigeling’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
  • Ontleend aan het Engelse baby.
enkelvoud meervoud
naamwoord baby baby's
verkleinwoord baby'tje baby'tjes

Zelfstandig naamwoord

debabym

  1. een mens in de eerste fase van zijn leven
    • Een kind jonger dan één jaar noemen we een baby. 
     Hij keek naar een jonge vrouw met een baby op schoot.[2]
  2. een klein voorwerp, klein zoals een baby in relatie toe een volwassene, baby-
    • De satelliet had een babyfoto gemaakt van het heelal. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord baby staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Naar frequentie 883
Uitspraak
  • Geluid:  baby (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbeɪ̯.bi/
Woordafbreking
  • ba·by
Woordherkomst en -opbouw
  • Als troetelvorm afgeleid van het Middelengelse babe met het achtervoegsel -y.
enkelvoud meervoud
baby babies

Zelfstandig naamwoord

baby

  1. baby, zuigeling
  2. een klein voorwerp, klein zoals een baby in relatie toe een volwassene
  3. (troetelnaam), (informeel) lieverd, schat, schatje
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

baby m

  1. (spreektaal), (voetbal) tafelvoetbal
    «On se fait un baby
    Gaan we tafelvoetballen? [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.