passivum

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  passivum    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·si·vum
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord passivum passiva
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpassivumo

  1. (taalkunde) de lijdende vorm van een werkwoord
  2. het inactief iets ondergaan en aanvaarden
     Daarom is het volgens de auteurs een actuele vraag waar geloven houvast vindt. „Is er alleen het passivum van het door Christus gegrepen zijn, of is er ook een activum, een zichzelf kunnen vastgrijpen in de door God gegeven werkelijkheid?”[2]

Gangbaarheid

  • Het woord passivum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. passivum op website: Etymologiebank.nl
  2. Weblink bron “„Zoek geen ankerplaatsen in de kerk”” (23-05-2015), Reformatorisch Dagblad
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.