pastorie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pastorie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·to·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘pastoorsplaats, woning van pastoor’ voor het eerst aangetroffen in 1532 [1]
  • afleiding van pastoor [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pastorie pastorieën
verkleinwoord pastorietje pastorietjes

Zelfstandig naamwoord

depastoriev [3]

  1. ambtswoning van een pastoor of predikant
    • Het Noordbrabants Museum in Den Bosch heeft voor ruim 1 miljoen euro een vroege aquarel van Vincent van Gogh verworven, De tuin van de pastorie te Nuenen. Directeur Charles de Mooij spreekt van de „meest belangwekkende aankoop uit de geschiedenis van het museum”. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pastorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

pastorie

  1. (religie) pastorie
Verwante begrippen

Veluws

Zelfstandig naamwoord

pastorie

  1. (religie) pastorie
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.