patissier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  patissier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌpatiˈʃe/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˌpa.tisˈje/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌpa.tisˈje/
Woordafbreking
  • pa·tis·sier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord patissier patissiers
verkleinwoord patissiertje patissiertjes

Zelfstandig naamwoord

depatissierm

  1. (Zuid-Nederlands) (beroep) een banketbakker
    • Jan is de beste patissier van de stad; zijn mattentaartjes zijn om duimen en vingers bij af te likken. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord patissier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.