patrouilleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  patrouilleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pa·trouil·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
patrouilleren
patrouilleerde
gepatrouilleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

patrouilleren

  1. verkennen
    • De soldaten patrouilleerden in de oproerige streek 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • patrouillering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord patrouilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.