pekel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pekel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pe·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oplossing van zout in water’ voor het eerst aangetroffen in 1510 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pekel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depekelm [3] [4]

  1. oplossing van zout (NaCl) in water
  2. (verkeer) strooizout ter bestrijding van gladheid op de wegen
Verwante begrippen
  • saumure
Hyponiemen
  • schelvispekel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
pekelen

pekel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekelen
    • Ik pekel. 
  2. gebiedende wijs van pekelen
    • Pekel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pekelen
    • Pekel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord pekel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /pɛkɛl/
Woordafbreking
  • pe·kel

Zelfstandig naamwoord

pekel

  1. genitief meervoud van peklo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.