pica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pica    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·ca
enkelvoud meervoud
naamwoord pica pica's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depicav

  1. (medisch) de ziekelijke neiging oneetbare zaken te consumeren
    • Deze vorm van pica kan tot darmbeschadiging leiden en moet daarom behandeld worden. 
  2. (eenheid) een typografische eenheid 1 pica = 4,2175176 mm

Gangbaarheid

  • Het woord pica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

enkelvoud meervoud
pica -

Zelfstandig naamwoord

pica

  1. (medisch) pica
  2. (eenheid) pica

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
picar

pica

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picar
vervoeging van
picarse

pica

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van picarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.