pijpenbakker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pijpenbakker    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɛɪpə(n)ˌbɑkər/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pij·pen·bak·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellend afgeleid uit  pijp zn  en  bakken ww  met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pijpenbakker pijpenbakkers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

depijpenbakkerm

  1. (beroep) (historisch) iemand die rookgerei uit aardewerk maakt
     Het onderzoek spitste zich toe op de Molenstraat, waar onder meer de oven van een pijpenbakker werd aangetroffen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord pijpenbakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Stadsvondsten in: Algemeen Dagblad , jrg. 47 nr. 32 (5 juni 1992), Stichting Algemeen Dagblad, Rotterdam, p. 25 kol. 8
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.