pikbroek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pikbroek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pik·broek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pikbroek pikbroeken
verkleinwoord pikbroekje pikbroekjes

Zelfstandig naamwoord

depikbroekm

  1. (scheepvaart) een matroos

Gangbaarheid

  • Het woord pikbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
58 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.