pilaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pilaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pi·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pilaar pilaren
verkleinwoord pilaartje pilaartjes

Zelfstandig naamwoord

depilaarm

  1. (bouwkunde) een langgerekt verticaal bouwelement, gewoonlijk uit één stuk en met een willekeurig gevormde doorsnede
    • De kluizenaar Simon leefde jarenlang bovenop een pilaar van één meter in het vierkant. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pilaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.