pingelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pingelaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɪŋəˌlar/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pin·ge·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pingelaar pingelaars
verkleinwoord pingelaartje pingelaartjes

Zelfstandig naamwoord

depingelaarm

  1. (voetbal) een voetballer die meerdere tegenstanders kan passeren zonder de bal over te spelen naar medespelers
    • De razendsnelle pingelaar werd in 1969 door de internationale sportpers uitgeroepen tot de beste linksbuiten van Europa. Het grootste succes vierde hij een jaar later, toen hij Feyenoord als eerste Nederlandse club de Europa Cup I bezorgde. [2] 
    • Een collega noemde hem ooit de Arjen Robben van de gereformeerde theologiestudenten in Kampen. Een vergelijking die volgens Jan Bos (53) niet recht doet aan zijn voetbalcapaciteiten. De scheidende dominee van de Hofkerk was geen snelle pingelaar, altijd op zoek naar eigen succes. [3] 
    • Ruben Schaken, die drie zoons heeft, omschrijft Jerayno als 'een brutaaltje'. "Hij is een pingelaar, een afmaker. Kirayno is een technische, tweebenige middenvelder, een box-to-box-player. Hij is net zo sociaal als zijn vader." [4] 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • pingelaarster

Gangbaarheid

  • Het woord pingelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.