pipo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pipo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpi.po/
Woordafbreking
  • pi·po
Woordherkomst en -opbouw
  • (media) Vernoemd naar de serie en gelijknamige hoofdpersonage Pipo de Clown, oorspronkelijk uitgezonden in de jaren 1958-1980 op de Nederlandse televisie.
  • [2] in de betekenis van “snoeshaan, kerel”, aangetroffen sinds 1988. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pipo pipo's
verkleinwoord pipootje pipootjes

Zelfstandig naamwoord

depipom

  1. (metonymisch) clown
  2. (figuurlijk) iemand die zich als een clown gedraagt, rare snuiter
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord pipo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.