clown

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  clown    (hulp, bestand)
  • IPA: /klɑun/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /klʌːun/
    • (Limburg): /kloːn/
Woordafbreking
  • clown
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels. In de betekenis van ‘grappenmaker’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord clown clowns
verkleinwoord clowntje clowntjes

Zelfstandig naamwoord

declownm

  1. (beroep) komische wit geschminkte artiest, oorspronkelijk uit het circus
    • De clown trad op tot aan zijn dood. 
    • Natuurlijk mag een clown in het circus niet ontbreken. 
    • Vooral onder jongere kinderen is de clown meestal erg geliefd vanwege zijn komische voorkomen.[3] 
  2. (figuurlijk) bespottelijk, belachelijk iemand
    • ‘Soms denk ik over Memphis: wat een clown, maar hij kan niet anders’.[4] 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord clown staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • IPA: /klaːʊn/
enkelvoud meervoud
clown clowns

Zelfstandig naamwoord

clown

  1. (beroep) clown

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  clown    (hulp, bestand)
  • IPA: /kluːn/
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  clown     le clown     clowns     les clowns  

Zelfstandig naamwoord

clown m

  1. (beroep) clown
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.