pistool

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pistool    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pis·tool
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vuistvuurwapen’ voor het eerst aangetroffen in 1623 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pistool pistolen
verkleinwoord pistooltje pistooltjes

Zelfstandig naamwoord

hetpistoolo

  1. een semi-automatisch handvuurwapen met een langwerpig magazijn in het handvat
    • Het pistool werd later in een tuin teruggevonden. 
     Tijdens het liften naar het boerendorp Trout Lake, verscholen in de bergen van Washington, werd ik opgepikt door een vriendelijke, oude man in een versleten tuinbroek, houthakkersoverhemd en een pistool aan zijn riem.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • pistolengoud, pistoolgarnaal, pistoolgreep, pistoolheft, pistoolmitrailleur, pistoolschieten, pistoolschilder
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pistool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.