plakzode

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plakzode    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • plak·zo·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plakzode plakzoden
verkleinwoord plakzodetje plakzodetjes

Zelfstandig naamwoord

deplakzodev/m

  1. (waterbeheer) platte, dunne graszode, als bekleding van een dijk
     Zijn de zoden dik, b.v. 10 cm, dan spreekt men van blokzoden, in tegenstelling van plakzoden, welke 4 à 6 cm dik zijn.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'plakzode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Bolderman, M.B.N.; Dwars, A.W.C.
    “Beknopt leerboek der waterbouwkunde” (1932), Veen, p. 45
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.