plakzode
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: plakzode (hulp, bestand)
Woordafbreking
- plak·zo·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van plak en zode (plak = plag ?) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plakzode | plakzoden |
verkleinwoord | plakzodetje | plakzodetjes |
Zelfstandig naamwoord
de plakzode v / m
- (waterbeheer) platte, dunne graszode, als bekleding van een dijk
- ▸ ⧖Zijn de zoden dik, b.v. 10 cm, dan spreekt men van blokzoden, in tegenstelling van plakzoden, welke 4 à 6 cm dik zijn.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'plakzode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bolderman, M.B.N.; Dwars, A.W.C.“Beknopt leerboek der waterbouwkunde” (1932), Veen, p. 45
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.