planeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  planeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /plaˈnerə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pla·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zweven’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • afgeleid van het Franse planer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
planeren
planeerde
geplaneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

planeren

  1. (luchtvaart) vliegen zonder, of met afgezette motor
  2. (scheepvaart) snel varen met een boot waarbij de romp op het water glijdt
    • Met een speedboot kun je gemakkelijk planeren. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord planeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
54 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.