pleger
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pleger (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ple·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pleger | plegers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de pleger m
- iemand die iets specifieks doet (meestal in het eerste lid vermeld), vooral van daden met een negatieve connotatie
Hyponiemen
- aanslagpleger, couppleger, geweldpleger, incestpleger, medepleger, meerpleger, ontuchtpleger, plichtpleger, schennispleger, veelpleger, zedenpleger
Gangbaarheid
- Het woord pleger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pleger" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.