pol

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pol    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pol
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘graspol’ voor het eerst aangetroffen in 1764 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pol pollen
verkleinwoord polletje polletjes

Zelfstandig naamwoord

depolm [4] [5]

  1. (plantkunde) bundel van plantaardig materiaal inclusief aardkluit
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.