pollen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: pollen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpɔlə(n) / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- pol·len
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pollen | pollen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het pollen o
Afgeleide begrippen
- pollenallergie, pollenanalyse, pollenbuis, pollenkoorts, pollenziekte, pollenzone
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de pollen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pol
Gangbaarheid
- Het woord pollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pollen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "pollen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pollen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.