pollen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pollen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɔlə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pol·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stuifmeel’ aangetroffen vanaf 1847 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pollen pollen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetpolleno

  1. (plantkunde) stuifmeel
Afgeleide begrippen
  • pollenallergie, pollenanalyse, pollenbuis, pollenkoorts, pollenziekte, pollenzone
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

depollenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pol

Gangbaarheid

  • Het woord pollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.