postbesteller

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  postbesteller    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • post·be·stel·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord postbesteller postbestellers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depostbestellerm

  1. (beroep) iemand die postkaarten en brieven bezorgt bij de geadresseerden
     Niet de gebruikelijke postbesteller, nee, diens oudere broer bracht verslag uit.[1]
     Op die manier heeft de 29-jarige Sheka C. volgens het OM zo'n 200.000 euro buitgemaakt. Hij is in april gearresteerd en moet op 24 oktober voorkomen. Sheka C. werkte voor postbesteller Sandd.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord postbesteller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
  2. Weblink bron “Postbezorger steelt van fiscus” (11-10-2013), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.