praatje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  praatje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpracə/ (2 lettergrepen); /ˈpraːt.jə/
Woordafbreking
  • praat·je
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  praat zn  met het achtervoegsel -je [1]
[2], [3] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord praatje praatjes

Zelfstandig naamwoord

hetpraatjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord praat
  2. dim. tant. min of meer informele voordracht
    • Zijn praatje werd bijzonder goed ontvangen. 
  3. dim. tant. gezellige conversatie
    • Hij maakte een praatje met zijn buurman en vroeg hem of hij de wedstrijd ook gezien had. 
     Maar dit gevoel duurde niet lang want na een kort praatje schreef hij opeens een officiële boete uit voor de hele groep omdat het blijkbaar verboden was om boven op Mount Whitney te overnachten.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Praatjes vullen geen gaatjes.
met praten alleen komt men er niet, er moet ook wat gedaan worden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord praatje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. praatje op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.