presentatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  presentatie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌpresɛnˈtatsi/
Woordafbreking
  • pre·sen·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbieding, voorstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • Naamwoord van handeling van presenteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord presentatie presentaties
verkleinwoord presentatietje presentatietjes

Zelfstandig naamwoord

depresentatiev

  1. het presenteren (aanbieden) van iets, voordracht
    • Zij houden een presentatie over hun onderzoek. 
  2. de wijze waarop iets gebracht wordt, uitvoering
  3. (juridisch) aanbod
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord presentatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.