privégoed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: privégoed (hulp, bestand)
- IPA: / priˈveɣut / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- pri·vé·goed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van privé bn en goed zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privégoed | privégoederen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het privégoed o
- zaken die persoonlijk eigendom zijn
- zaken die meestal in persoonlijk eigendom zijn
Opmerkingen
- De meervoudsvorm privégoederen is gebruikelijker.
Gangbaarheid
- Het woord privégoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.