privégoed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  privégoed    (hulp, bestand)
  • IPA: /priˈveɣut/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pri·vé·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord privégoed privégoederen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetprivégoedo

  1. zaken die persoonlijk eigendom zijn
  2. zaken die meestal in persoonlijk eigendom zijn
Opmerkingen

Gangbaarheid

  • Het woord privégoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.