privépartner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: privépartner (hulp, bestand)
- IPA: / priˈvepɑrtnər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- pri·vé·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van privé bn en partner zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privépartner | privépartners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de privépartner m
- particulier bedrijf in een samenwerkingsverband met de overheid
- ▸ PPS-constructies hebben het voordeel dat de overheid investeringen over een lange periode kan spreiden en financiële risico’s vermijdt. Daar staat wel een vergoeding tegenover, zodat het project aantrekkelijk wordt voor de privépartners. Ook de Liefkenshoektunnel, de Diabolo-spoorverbinding naar Zaventem en tientallen Vlaamse schoolgebouwen zijn volgens dergelijke constructies tot stand gekomen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord privépartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ruben Mooijman“Beleg eens in een gevangenis: nieuwe Antwerpse gevangenis deels gefinancierd via de beurs” (4 september 2024), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.