pruimenjam
Nederlands
[[afbeelding: |thumb|]]
Uitspraak
- Geluid: pruimenjam (hulp, bestand)
Woordafbreking
- prui·men·jam
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pruim zn en jam zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pruimenjam | pruimenjams |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pruimenjam v / m [1]
- zoet broodbeleg gemaakt met pruimen
- ▸ Wouter en Koen Klein Teeselink uit Markelo logeren in Rietmolen. Ook voor hen geldt: thuis is de school dicht en alle kinderen hebben huiswerk. „We hoeven wel minder lang te werken”, zegt Koen. „Normaal zes uur, nu vier.” Daardoor blijft er dus tijd over voor meer. Zoals een jamverkooppunt. Er is keus uit pruimenjam, appelmoes en stoofpeertjes van eigen bomen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord pruimenjam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Peter Zandee“Jamverkoop in ballingschap tussen Rietmolen en De Hoeve” (22-03-2020), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.