puiloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puiloog    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • puil·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puiloog puilogen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetpuiloogo [1] [2]

  1. (door angst) ver naar voren uitpuilend oog
    • Wie het boekje Mooi, mooier, mooist? (uitgegeven bij de SDU) doorleest, over schade berokkenende raskenmerken bij honden, huivert. “Bij de Chihuahua dient men te streven naar een hond met gesloten fontanellen.” Ontstoken huidplooien, puilogen, harde of lange haren die in de ogen groeien, ingegroeide krulstaartpunten - het leed is onafzienbaar. [3] 
    • Maar dit is niet zomaar een dag. Boompjes waaien om, takken breken af. Plotseling gegier en dan weer een beladen stilte voor een nieuwe storm. Je voelt de onrust van de dieren om je heen. Een tak breekt af en valt in een groepje jonge sparren. Gelijktijdig springt er een ree uit, dat mij met puilogen bekijkt: een mens, ook dat nog! Je ziet onder de regenwolken een bosuil uit een boomholte vliegen – hij heeft gelijk, even later hangt zijn boom scheef. [4] 

Gangbaarheid

  • Het woord puiloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.